ToengToeng
 
Oetjah-Atjeh, babbelen onder de waringin

Kabar Angin 
(kabar angin = gerucht op de wind; nenek = oma; cucu = kleinkind)

Er is een droomboom van tropisch allerlei
wie wil er, wil niet, wil toch mee met mij
de durian, de zuurzakvrucht
de ananas, genotsgezucht
Kabar angin, het geruis op de wind
kriebelt mijn oor als de kus van een kind
Nenek, hoor ik een gefluister
Nenek, hoor dan, en ik luister
De wind vertelt een nieuw verhaal
van houtskoolvuur en avondmaal
de bries vertelt een oud gedicht
van ochtendgeur en schemerlicht
het landje met kemiriebomen
waar ik als kind in zat te dromen
Mijn cucu fluistert, hij drijft langzaam weg
ik weet dat hij luistert, maar niet hoort wat ik zeg
Wie komt er, komt niet, komt toch met me mee
We vinden mijn cucu in de droomboom aan zee
stil houdt hij zijn vinger tegen zijn lippen aan
luister Nenek, laat de wind nu maar gaan.

© marian puijk